image/svg+xml

Jong geleerd...oud gedaan. Garage en showroom De Jong in Hardenberg

Verhaal

Jong geleerd...oud gedaan. Garage en showroom De Jong in Hardenberg

Plaatje bij verhaal: hv02711b.jpg

De Jong geleerd... oud gedaan een verhaal uit het tijdschrift “Rondom den Herdenbergh” van 2005 22/3 geschreven door E. Wolbink

 

Op bedrijventerrein Haardijk zal eind dit jaar de nieuwe garage en showroom van De Jong Hardenberg in gebruik genomen worden. De bouw is al begonnen. De architectuur maakt dat het een blikvanger langs Rijksweg 34 zal zijn. Het pand wordt drie verdiepingen hoog en voorzien van een vier meter hoge glazen toren waarin de mooiste modellen geshowd kunnen worden. De verhuizing van De Brink in Heemse naar de Haardijk is een mooie aanleiding om samen met Jan Willem de Jong (Jan van ome Luut) terug te blikken op de geschiedenis van het bedrijf dat zich al in 1919 in Hardenberg vestigde.

 

Naar Hardenberg

In Noordbarge, gemeente Emmen, werd op 16 maart 1891 een kindje geboren van Jan de Jong en Froukje Hof. Ze noemden hem Luut. De jongen groeide op in een redelijk groot gezin. Hij had twee oudere zusters, twee oudere broers en één zusje. Luut was nog maar zeven jaar oud toen zijn vader op vijftigjarige leeftijd overleed.
Nog in zijn jeugdjaren ging hij aan het werk bij garage Thedinga aan de Hoofdstraat in Emmen. Daar leerde hij al doende het vak van monteur, want opleidingen waren er nog niet. Bij Thedinga werden fietsen en bromfietsen verkocht en gerepareerd, maar ook hadden ze al een paar auto's.
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, moesten de meeste oudere monteurs opkomen in de mobilisatie. Hierdoor kon Luut snel carrière maken. Op vijfentwintigjarige leeftijd was hij al  opgeklommen tot chefmonteur bij het bedrijf.
Het handelen zat Luut in het bloed. Jan de Jong vertelt: Tijdens de Eerste Wereldoorlog had mijn vader bijvoorbeeld veel Duitse coupures gekocht, in de hoop eraan te kunnen verdienen. Toen uiteindelijk na de oorlog de Reichsmark drastisch in waarde daalde, besloot hij de biljetten niet te verkopen, maar samen met een kameraad naar Berlijn te reizen en daar het geld uit te geven. Ze verbrasten het geld gewoon - gaven bijvoorbeeld honderd mark fooi bij het afrekenen van een kop koffie of een groot glas bier.

 

In 1919 verhuisde Luut de Jong naar Hardenberg, omdat hij deze stad al een beetje kende. Hij wilde voor zichzelf beginnen. Zijn twee oudere zusters - Maria en Jantje – waren door hun huwelijk in Hardenberg komen wonen. Luut trok in bij zijn zus Maria en haar man Hendrik Willem Zweers aan de Achterstraat. Hij ging aan 't werk als fietsenmaker, maar vrij snel daarna werden ook bromfietsen en motoren verkocht en gerepareerd. Een korte tijd later kwam de eerste auto in het bedrijf, een taxi. Eén van de eerste taxichauffeurs was Jan Koers, later werkzaam als chef bij busmaatschappij T.E.T. Hij woonde op de Brink (thans Achterbrink) in Heemse. Koers kwam in dienst toen hij nog maar 14 jaar oud was (Jan de Jong was net 14 dagen oud).

 


Luut woonde bij zijn zwager en zus, totdat hij in 1927 het pand van hen overnam. Kuiper Hendrik Willem Zweers en zijn vrouw verhuisden naar de Bruchterweg, waar ze tegenover de bakkerij van Koop Zweers gingen wonen. Hendrik Willem maakte de vaten voor de boterfabriek Salland. Een jaar eerder, op 3 september 1926, was Luut in het huwelijk getreden met Niesje Dorgelo uit Lutten, dochter van Willem Dorgelo en Lambertha Mastebroek. Het stel heeft elkaar leren kennen door een geluk bij een ongeluk. Niesjes zuster had verkering met iemand die werkte bij de Koninklijke Marechaussee in Apeldoorn. De geliefde was verdronken en vandaar dat de familie er zo snel mogelijk heen wilde. Ze huurden een taxi, en jawel, Luut was de chauffeur. Ze kregen drie kinderen, alle geboren aan de Wilhelminastraat (de Achterstraat is in 1923 gewijzigd in Wilhelminastraat, bij het 25-jarig jubileum van koningin Wilhelmina). Jan (Jan Willem) was de enige zoon, geboren op 12 juli 1927. Zusje Lamberta kwam in 1930 ter wereld en zusje Maria in 1932. Het pand aan de Achterstraat heeft diverse verbouwingen ondergaan. In 1932 werd aan de achterzijde een autogarage bijgebouwd voor reparaties en onderhoud. In 1957 werd de werkplaats veranderd en werd de zijgevel gebouwd die thans nog zichtbaar is als men tussen het pand en dat van het Kunsthuis doorloopt. De acht typische zijraampjes zijn nog bewaard gebleven. Thans wordt het pand gebruikt door vroedvrouw Broekroelofs en voorheen was het een vestiging van uitzendbureau Randstad.

Het werk van De Jong bestond hoofdzakelijk uit reparatie en onderhoud van fietsen en bromfietsen. Soms werd nog wel eens een bromfiets verkocht, maar motoren heel zelden. Er waren maar weinig motoren in omloop in Hardenberg. Luut repareerde ze wel, net als auto's. De automobielen waren in die tijd nog voorzien van kentekenplaten met de letter E (van Overijssel). Zo werd het kenteken E-3 gebruikt door de heer Nijman van de Exportslagerij. Later had De Jong de E-7781 in gebruik. Het kenteken was alom bekend, al jaren voor de oorlog. In die tijd was het hebben van een rijbewijs ook verplicht. Je kon het rijexamen afleggen bij baron Van Ittersum op Huize Welgelegen in Heemse.

Vervoerder in oorlogstijd
Kort voor de Tweede Wereldoorlog werd de taxi van Luut de Jong regelmatig ingeroepen door de gemeente om arbeiders te vervoeren die versperringen moesten opwerpen langs de rijksgrens. Zo reed hij dan mee naar de Peckelbrugge in Radewijk, naar het Ebbenbroek en ook naar het Commiezenhuis bij Venebrugge. Die versperringen stelden trouwens bar weinig voor. De overgangen werden dichtgezet met grote boerenwagens die volgeladen waren met zakken zand. De wagen blokkeerde de doorgang en het geheel werd afgegrendeld met een ketting en een groot hangslot. Dat was de gehele versperring. Jan vertelt: Als je er één paard voorzette, dan kon die alles zonder moeite wegtrekken. Het stelde dus helemaal niks voor. Luut ging gewoon mee. De gemeente betaalde en nog goed ook. Op 9 mei 1940 werd hij andermaal gevraagd om als chauffeur mee te gaan. De situatie was toen wel kritiek. Ze waren nog maar net bezig met de laatste versperring bij Ebbenbroek, rond een uur of drie 's nachts, toen ze niets anders hoorden dan het gehinnik van paarden. Ze waren circa tweehonderd meter van de Fragment van een oud kasboek van Luut de Jong, anno 1924 grens verwijderd. De versperring was bijna af toen ze de Duitse troepen zagen naderen. De gemeentewerkers en Luut hebben zich ijlings uit de voeten gemaakt - met een snelheid van misschien wel 28 kilometer per uur door de mulle zandwegen - door het Hardenbergerveld richting het Overijssels Kanaal. Een Duits jachtvliegtuig scheerde over hen heen, maar schoot niet. Net voordat ze bij het kanaal kwamen, werd de schol bij Sierink opgeblazen. Vervolgens hebben ze de auto bij Van Laar (onder een afdak) achtergelaten, waarna de reis per voet werd vervolgd richting Hardenberg. Via een aantal balken van de schol werd het kanaal overgestoken. Ondertussen zat de familie in Hardenberg natuurlijk behoorlijk in de rats. Jan vertelt: Ik heb de moffen zelf Hardenberg zien binnenkomen. Ze kwamen even bij ons aan de benzinepomp. De tien tot twaalf Duitse vrachtauto's tankten waarna alle benzine op was. De militairen gaven een tegoedbon. Maanden later pas werd de bon verzilverd...

In de bezettingsjaren kwam op een gegeven moment een blonde jonge man bij De Jong in de zaak. Hij was een paar jaar ouder dan Jan en was zogenaamd volontair (stagiair) bij boer Weerts op de Balderhaar. De toen vijftienjarige Jan was indertijd al een beetje koopman. De blonde jonge man wilde twee wielen met banden van De Jong kopen. Er werd over de prijs onderhandeld. Op een gegeven moment zei Jan: Iej bint ook een dikke jeude - dat was een algemene uitdrukking toen - in 't bijzijn van zijn vader Luut. Na de bevrijding had zijn vader hem gevraagd of hij zich het voorval nog kon herinneren, want zo zei Luut: Je kon 't wel geweten hebben, want dat was namelijk echt een jodenjongen. Het bleek achteraf te gaan om de latere cardioloog Meijler uit Utrecht die  ondergedoken was bij Weerts (zie Rondom den Herdenbergh, 2005/1).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonden alle leden van het gezin De Jong nog thuis. Oma Lambertha Dorgelo-Mastebroek overleed in 1943 waarna opa Willem Dorgelo bij hen in huis kwam wonen.

Jan herinnert zich nog een ander angstig voorval uit de oorlog: De laatste dag voor de moffen vertrokken - de dag voor de bevrijding –zagen we twee Duitse militairen achter het huis, op de Hoge Doelen. Bij bakker Bakker stonden ze allemaal met de handen omhoog. Daar waren de Duitsers naar binnen gegaan. Ik waarschuwde de familie. Mijn vader was net naar de slaapkamer gegaan en had daar zijn overall uitgetrokken. Meteen daarop vloog de achterdeur open en kwamen de twee Duitse militairen binnen, voorzien van geweren. De één had een pistoolmitrailleur en de ander een revolver.   Eén van de twee kende ik wel. Hij was de oppasser van de Hauptmann (kapitein). Af en toe kwam hij wel eens bij ons in de werkplaats. Ik denk dat ze flink aangeschoten waren. Ik vroeg: 'Simon, wer suchen sie?'. Hij zei: 'Een jong mens met een blauwe overall aan'. Ik heb geluk gehad dat ik hem kende en nog veel meer geluk gehad dat mijn vader net naar de slaapkamer was vertrokken, want die had natuurlijk een blauwe overall aan. Uiteindelijk bleek dat de Duitsers gezocht hadden naar een zoon van bakker Bakker, die thans in Afrika woont. Die had buiten gelopen terwijl dat niet mocht (spertijd). Hij was binnengevlucht bij de familie Steunenberg en was er onder het bed gekropen. De Duitsers hebben er zelfs nog dwars door de dakpannen geschoten, maar hem gelukkig niet gevonden. Er was aan het eind van de oorlog geen taxivervoer meer. De auto van De Jong was geheel gedemonteerd. De wielen, de carrosserie en andere onderdelen waren her en der verstopt. Na de oorlog deed De Jong nog steeds de verkoop en reparaties van (brom)fietsen en motoren. Als enige motorzaak in de verre omgeving verkocht men merken als NSU, DMF en Vespa. Daarnaast werden auto’s zonder chauffeur verhuurd, maar werden ook diverse taxiritjes uitgevoerd.

Verhuizing naar De Brink

Jan de Jong huwde rond 1950 met Dina Johanna Reuvekamp, afkomstig uit Almelo. In 1951 werd hun eerste zoon geboren, genaamd Lucien. Drie generaties in één relatief klein huis was blijkbaar teveel van het goede. Het tweede kind, André, is dan ook in 1956 geboren toen het gezin tijdelijk in de Burgemeester Bramerstraat woonde. In die tijd liet Jan een nieuwe woning bouwen op de hoek van   de Achterstraat. De oudste generatie, Luut de Jong en zijn vrouw Niesje gingen daar wonen en brachten er de laatste jaren van hun leven door. In 1960 werd dochtertje Nita geboren. Luut overleed op 25 februari 1968 en Niesje op 2 januari 1974. Het pand, Wilhelminaplein 1, is nog altijd eigendom van Jan en wordt thans bewoond door kleinzoon Sander en zijn vriendin Jolanda.
Jan heeft het bedrijf van zijn vader Luut op 3 juni 1957 overgenomen. In de jaren die daarop volgden is het bedrijf stevig gegroeid. Een nieuw onderdeel van de activiteiten werd gevormd door het  zittend ziekenvervoer en later het ambulancevervoer.

Het bedrijf werd uitgebreid door aankoop van het pand dat Leen Schuurman voorheen als smederij in gebruik had. De Jong bleef wonen in het oude pand, waar ook de showroom bleef. Op de plek van Schuurman kwam de werkplaats. Het pand van slager Brunink zat er toen tussen (later slager Timmerman). Jan vertelt: Eigenlijk hebben ze teveel afgebroken in Hardenberg. Het plekje waar wij gewoond hebben met de smederij op de hoek van de Achterstraat werd vaak door kunstschilders vastgelegd. Zodra het maar goed weer was, werd er weer geschilderd.
De gemeente zag de vervoerder en garage echter liever vertrekken uit de Achterstraat. De nauwe straat stond vol met de drie taxi’s en zeventien verhuurauto's. In 1968 verhuisde De Jong naar de noordzijde van De Brink waar thans het tankstation nog te vinden is. Daar zat voorheen de DOAM (de Drents Overijsselse Automobiel Maatschappij; voorheen garage Smit). Deze zaak was failliet gegaan  en uit het faillissement kon het pand worden aangekocht. Het pand van De Jong aan de Achterstraat werd verkocht aan de gemeente, die het op haar beurt doorverkocht aan mevrouw Diek van de boekhandel. In de klinkerbestrating van de parkeerplaats aan de achterzijde van het pand is de naam Diek nog altijd leesbaar.

De verkoop van nieuwe auto's begon in 1969 toen het Opel-dealerschap verkregen werd.
Hardenberg en omgeving was een wit gebied en De Jong kon dat opvullen. De eerste auto die ik  verkocht moet een Opel Kadett geweest zijn, vertelt Jan. Dat was toen wel zo ’n beetje de goedkoopste. Voordien was er al enige handel in tweedehandse auto's geweest. Rond 1970 vond er totale nieuwbouw van de garage plaats.
In de periode die volgde werd de voormalige kruidenierszaak van Makkinga, aan de zuidzijde van De Brink, aangekocht. De winkel werd intern iets verbouwd zodat er auto's naar binnen konden. Ongeveer acht auto's konden er in de showroom staan. Het naastgelegen pand kon aangekocht worden toen een tandarts verongelukte die nog maar net een praktijk in de gemeente begonnen was. In dit pand konden zes auto's staan, zodat beide panden samen veertien auto's konden showen. De voormalige gebouwen van Makkinga werden in 1980 vervangen door nieuwbouw. Het  aangrenzende pand (slagerij Reinink) was ook van Makkinga en is er later uit een faillissement bij aangekocht.

 

 

Reddingswerk

In 1966 is De Jong begonnen met ambulancevervoer. De DOAM stopte er mee omdat de exploitatie niet meer uit kon; het leed verlies. De Jong had te kennen gegeven het vervoer wel over te willen nemen en kreeg het werk. Papieren waren niet nodig. De eerste ambulance was een Amerikaan met hoge opbouw. De firma heeft dat ambulancevervoer verricht tot circa 2000 maar is er toen mee gestopt omdat er elk jaar veel geld bij moest. Sinds de budgettering – vanaf beginjaren '90 - was het ambulancevervoer verlieslijdend. Jan vertelt: We zijn natuurlijk wel een commercieel bedrijf en geen filantropische instelling. De laatste jaren moest het autobedrijf de verliezen van het ambulancevervoer opvangen.

Al die jaren heeft De Jong met zijn personeel belangeloos gezorgd voor goed en adequaat vervoer van haar patiënten. Ze stonden 24 uur per dag klaar om in spoedgevallen hulp te verlenen. Toen men begon met het ambulancewerk waren nog geen papieren vereist. Later moest er natuurlijk wel gestudeerd worden. Jan vertelt: Eerst in ’t begin zat je alleen op de auto en dan moest je ergens naar toe en nam je bijvoorbeeld de buurman mee. Zelfs een slager zei eens tegen mij: 'Dat nooit weer Ik kan wel bloed zien, maar niet van mensen'. Ja, we hebben de vreselijkste ongelukken meegemaakt waar je liever niet meer aan denkt. In al die jaren hebben we honderden doden opgehaald. In veel gevallen waren er levens verloren bij ongelukken op gevaarlijke kruisingen als die bij de Witte Paal of het punt bij Mastebroek Over traumatische gebeurtenissen werd niet gesproken. Er werd niet over nagedacht. Je deed het gewoon. Maar ik heb er nooit spijt van gehad.

Het werk werd zeker gewaardeerd. In al die jaren kreeg De Jong veel bedankjes van patiënten die dankzij snel en adequaat ingrijpen van het ambulancepersoneel gered konden worden. Men reed als het moest bijvoorbeeld binnen twintig minuten naar het ziekenhuis in Zwolle. Alle kruispunten werden dan afgezet.  In enkele gevallen werd zelfs bij hoge nood naar het ziekenhuis in Amsterdam gereden, destijds nog over de Oude Zuiderzeestraatweg... een weg die niet tot hard rijden uitnodigde. Toch wil De Jong ook graag enige kritiek kwijt. Hij vertelt: Onze firma heeft in al die jaren nooit één stuiver subsidie gehad van de gemeente. Het heeft ze nooit geïnteresseerd. Ze hebben ons nooit één bedankje gegeven, helemaal niets. Ze gaven zelfs nog geen pluimpje voor het personeel.  Dat mag je gerust in het artikel vermelden.

Je bent nooit te oud...

Met een aantal personeelsleden heeft Jan een bijzondere band. Zo vertelt hij over Gees Hakkers: Zij werkt nog niet zo lang bij ons... ik geloof nog maar 48 jaar. Ze rijdt nog alle dagen taxi. Ze heeft eerst altijd ambulance gereden, maar nadat dat te zwaar werd is ze rijdend ziekenvervoer gaan doen en heeft ze taxi gereden. In die 48 jaar is ze volgens mij nog geen 48 dagen ziek geweest. Ze reed elke week zo 'n tweeduizend kilometer. Toen dat een beetje te gek werd, zo rond haar 65e, is ze drie dagen in de week gaan werken. Zelf maakte ze daar al snel weer vier dagen van en bij hoge nood vijf. Jan de Jong is zelf nog altijd werkzaam in het bedrijf als klusjesman. Hij staat, zoals hij zelf zegt, niet meer op de loonlijst. Zijn klusjes bestaan uit: auto's halen en brengen, overal door het land en daarnaast doet hij nog de financiële administratie. Garage De Jong is een heel groot bedrijf geworden. Het vervoersgedeelte is het grootst. Wel zijn ze een groot deel van het vervoer in Hardenberg kwijt geraakt door een Europese inschrijving. Ze hebben thans eigen vestigingen in Hoogeveen (tevens werkzaam in Meppel), in Coevorden waar het hoofdkantoor is voor alle ritten, en in Emmen. Zoon Lucien heeft de leiding over de vervoerstak. André is verantwoordelijk voor het garagebedrijf in Hardenberg en Ommen. Het totale personeelsbestand telt op dit moment zo'n 350 personen.

De panden aan De Brink zijn verkocht aan een projectontwikkelaar. Wederom mede op verzoek van de gemeente zal De Jong zijn bedrijf verplaatsen. Ze hopen op het nieuwe bedrijventerrein Haardijk het bedrijf van Luut de Jong voort te kunnen zetten en over veertien jaar het honderdjarig bestaan van het bedrijf te kunnen vieren.

Met dank aan:
Jan Willem de Jong
André de Jong

Bronnen:
Bedrijfsarchief firma De Jong bv
Gemeentearchief Hardenberg, archief bouwvergunningen, 1910-2000
HistorieKamer Hardenberg, collectie Sallands Volksblad 1902-1960

Trefwoorden:Hardenberg, Vervoer, Achterstraat, De Brink, GARAGEBEDRIJF
Periode:1919-2005
Locatie:Hardenberg

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.