image/svg+xml

Armenjagers in Hardenberg

Verhaal

Armenjagers in Hardenberg

Plaatje bij verhaal: uniekeweunwaegne.jpg

Dat Hardenberg in vroeger dagen een klepperman bezat, weet zo langzamerhand half Nederland. Maar dat Hardenberg ook vuurheren, eswroegers en armenjagers kende, is minder bekend.

De armenjagers stammen uit de 17e eeuw. In die tijd trok allerlei vreemd volk door het land: vagebonden, zigeuners, bedelaars, soldaten zonder leger en dergelijke. Het regende klachten bij de overheid over diefstal en vernielingen. Het schijnt, dat het provinciaal bestuur al heel vroeg maatregelen tegen deze plaag nam. Het ene plakkaat na het andere werd uitgevaardigd, maar het hielp niets: er bleven klachten binnenkomen bij de drosten in de provincie. Herhaalde malen werden de vagebonden en zigeuners bij Venebrugge de grens overgezet, maar omdat er nog geen grensbewaking was, kwamen ze eenvoudig bij Balderhaar ons land weer binnen. Tenslotte besloot  het provinciebestuur armenjagers aan te stellen. Althans, er werden verordeningen uitgevaardigd dat de gemeenten armenjagers moesten aanstellen en er werden straffen in het vooruitzicht gesteld voor burgers die rondreizende lieden onderdak of eten en drinken gaven. De meeste plaatsen stelden echter geen armenjager aan. Dit had twee oorzaken: er was bijna niemand die dit baantje wilde hebben en de gemeenten vonden het salaris een te grote aanslag op de stadskas. Hardenberg was aangewezen voor twee armenjagers: de één moest wonen in de stad en de ander in Anervelde.

Zigeuners en gauwdieven

De overlast werd evenwel voortdurend erger, zodat de maatregelen verscherpt moesten worden. Zigeuners en andere vagebonden werden vogelvrij verklaard. Zelfs werd een premie uitgeloofd voor het aanbrengen van iemand die om zijn euveldaden ter dood was veroordeeld. In het archief van Hardenberg is een stuk te lezen dat de heidenen (de zigeuners) „De Roode Roede" in Hardenberg in brand hebben gestoken. Waarschijnlijk was dit een van de vele herbergen die Hardenberg telde. De ongewenste gasten hadden eerst het huis geplunderd, voor ze het in brand staken, waarbij de bewoners ternauwernood aan de dood ontsnapten.

Velen leefden voortdurend in angst. In 1765 nam die angst echt grote vormen aan: het provinciebestuur had een brief onder ogen gekregen van de keurvorstelijke regering van Keulen, gericht aan de regering van het hoogstift Munster. In de brief werd gewaarschuwd voor een bende gauwdieven, bestaande uit 400 joden en 200 christenen, die het land onveilig maakten en reeds tot het stift Paderborn waren doorgedrongen. Omdat men bang was dat deze groep ook onze gewesten zou aandoen, gaf het provinciebestuur op 31 juli 1765 een plakkaat uit, waarin werd verordonneerd dat alle reizigers een pas bij zich moesten dragen om zich te legitimeren. De armenjagers werd opgedragen streng toezicht té houden.

Verder herinnerde men aan het plakkaat van 22 april 1739, waarin speciale regels voor met name de joden, smoussen (= joden die uit Duitsland ons land binnenkwamen), pakkedragers, goochelaars, liedjeszangers, scharenslijpers, kwakzalvers, breukmeesters, kramers, haarkopers en handelaars in oude kleren stonden vermeld. Zo mochten zij alleen overnachten in besloten steden. Wie dit gebod overtrad, zou eerst publiekelijk gegeseld en vervolgens gebrandmerkt worden, waarna de ongelukkige uit de provincie werd verbannen. Zou een aldus gestrafte voor de tweede maal het gebod overtreden, dan volgde een zwaardere lijfstraf. Er werd zelfs met de doodstraf gedreigd.

"Ambtdienaren"

Ondanks de strenge bepalingen en straffen verslechterde de algemene veiligheid zienderogen. Dit kwam onder meer doordat veel plaatsen geen armenjagers kenden. Zoals gezegd, wilde het stadsbestuur meestal het salaris niet betalen, maar ook op plaatsen waar men wel wilde betalen, waren te weinig armenjagers, ondanks het goede salaris van 3 gulden per week: de naam „armenjager" stond velen tegen. Toen de Drost van Salland dit ontdekte, veranderde hij de naam. Voortaan zouden de armenjagers „Ambtdienaren" worden genoemd. Om ook het uiterlijk vertoon wat te standaardiseren, werd voor de gehele provincie een uniform voorgeschreven: een groene rok (= jas) met rode opslagen, daarenboven een kamizool (= hemd), een broek en een hoed. Uit de „Instructies voor de Armenjagers van de provincie Overijssel" komen de volgende voorschriften:

1. De Armenjagers zullen moeten wezen vrome en bekwame luiden, weerbare mannen van gezond lijf en leden.
2. Zij zullen zich moeten voorzien van een bekwaam en behoorlijk geweer en een goede hond, en alzo gewapend dagelijks het district, waarover zij als Armenjager zijn aangesteld, moeten doorkruizen, zonder elke dag dezelfde route te lopen.
3. Om zoveel mogelijk kwaaddoeners te ontdekken, zullen zij te allen tijde alle kroegen mogen bezoeken, waar zich bedelaars en ander slecht volk ophouden. Men mag personen, die verdacht zijn, of die geen behoorlijke rekenschap van hun verblijf kunnen geven, bij de kop vatten en in hechtenis brengen. 

Verder staat erin te lezen, dat ze wekelijks 3 gulden zullen ontvangen van het district of kerspel waardoor ze zijn aangesteld, en om de twee jaar een nieuwe jas. Andere emolumenten zullen ze niet genieten, ze mogen geen directe of indirecte bijdragen van burgers vragen. Letterlijk staat er dat ze zich tevreden moeten stellen met hun tractement. Alleen als ze iemand oppakken die ter dood is veroordeeld, krijgen ze 50 gulden premie en voor iemand die tot een mindere straf is veroordeeld 25 gulden, te betalen door de Provincie.

Ook in Hardenberg werd tenslotte ernst gemaakt met het aanstellen van zo'n Ambtsdienaar. Men kon zich om financiële redenen echter niet verenigen met het voorschrift dat er twee moesten zijn. Na veel geruzie met het provinciaal bestuur werd toch besloten twee armenjagers aan te stellen: Jan Costers in Hardenberg en Hendrik Juriën in Anervelde. Hardenberg, dat altijd zo fel vocht voor zijn zelfstandigheid als kleine stad, had de slag met de provincie verloren.

Naar aantekeningen van K. Jongsma, gem.archief Hardenberg.
*Dit artikel is eerder gepubliceerd in "Rondom den Herdenbergh" van 04-10-1993.

Auteur:R. Gritter
Trefwoorden:Armoedebestrijding, Zigeuners, Armenjagers, Landloperij, In dienst van de stad
Periode:1993-2015
Locatie:Hardenberg gemeente
Thema's:In dienst van de stad

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.